Hoofdstuk V Bijzondere bepalingen ten behoeve van gehandicapten
§ 1. Uitzonderingen voor gehandicapten
Artikel 85
1 Op bestuurders van een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin op de door Onze Minister voorgeschreven wijze een geldige en behoorlijk leesbare gehandicaptenparkeerkaart is aangebracht, zijn artikel 25 en, indien niet langer wordt geparkeerd dan drie uren, de artikelen 24, eerste lid, onderdeel e, 46 en 62, voor zover het betreft bord E1 van bijlage 1, niet van toepassing.
2 Op bestuurders van gehandicaptenvoertuigen, zijn artikel 25 en, indien niet langer wordt geparkeerd dan drie uren, de artikelen 24, eerste lid, onderdeel e, en 62, voor zover het betreft bord E1 van bijlage 1, niet van toepassing.
3 Het eerste en tweede lid zijn uitsluitend van toepassing, indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte.
4 In de gevallen, waarin niet langer dan drie uren mag worden geparkeerd, moet het motorvoertuig overeenkomstig het bij ministeriële regeling bepaalde zijn voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen.
§ 2. Buiten Nederland afgegeven gehandicaptenparkeerkaarten
Artikel 86
Met een gehandicaptenparkeerkaart worden gelijkgesteld de door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven parkeerkaarten voor gehandicapten, voor zover deze bij ministeriële regeling zijn aangewezen.