Hoofdstuk III Verkeerstekens

hoofdstuk 3 beschrijft de verkeerstekens deze zijn verdeeld in verschillende onderwerpen / onderdelen klik op het onderwerp wat u zoekt en ga meteen door naar dat onderwerp

§ 1. Algemene bepalingen

§ 2. Verkeersborden

§ 3. Verkeerslichten

§ 4. Verkeerstekens op het wegdek

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 62

Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.

Artikel 63

Verkeerstekens gaan boven verkeersregels, voor zover deze regels onverenigbaar zijn met deze tekens.

Artikel 63b

1 Wanneer verkeerstekens die een maximumsnelheid aanduiden een hogere snelheid aangeven dan :

a. de in de artikelen 20, onderdeel b, 21, onderdeel b, 22 en 22a vastgestelde maximumsnelheden, of

b. de ingevolge een ministeriële regeling krachtens artikel 86a geldende maximumsnelheid, of

c. de in artikel 45 aangegeven snelheid,

geldt de laagste aangegeven snelheid.

2 Indien zowel door verkeerstekens op borden als door elektronische signaleringsborden een maximumsnelheid wordt aangegeven, geldt de laagste aangegeven maximumsnelheid.

Artikel 64

Verkeerslichten gaan boven verkeerstekens die de voorrang regelen.

§ 2. Verkeersborden

Artikel 64a

Verkeersborden mogen op een elektronisch signaleringsbord worden weergegeven.

Artikel 65

1 Ingeval een weg is verdeeld in rijstroken, kan de toepassing van een verkeersbord worden beperkt tot één of meer rijstroken.

2 De verkeersborden E1, E2 en E3 van bijlage I gelden slechts voor de zijde van de weg alwaar zij zijn geplaatst.

3 Het parkeren van een voertuig en het plaatsen van een fiets en van een bromfiets is echter toegestaan op de daartoe bestemde weggedeelten.

Artikel 66

1 Indien boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht en een aanduiding van het gebied van de zone is toegevoegd, geldt het verkeersbord in het aldus aangeduide gebied.

2 Indien boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht zonder aanduiding van het gebied van de zone, geldt het verkeersbord in een gebied dat wordt begrensd door het verkeersbord en een of meer in samenhang met dat verkeersbord geplaatste borden waarmee het einde van de zone wordt aangeduid.

3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing, als bord E 10 van bijlage 1 is geplaatst.

Artikel 67

1 Onder verkeersborden aangebrachte onderborden kunnen inhouden:

a. een nadere uitleg van het verkeersbord;

b. ingeval op een onderbord uitsluitend symbolen voorkomen: het verkeersbord geldt slechts voor de aldus aangeduide weggebruikers of het aldus aangeduide verkeersgedrag;

c. ingeval op een onderbord het woord “uitgezonderd” in combinatie met symbolen voorkomt: het verkeersbord geldt niet voor de aldus aangeduide weggebruikers of het aldus aangeduide verkeersgedrag.

2 Indien het beoogde verkeersgedrag wordt aangegeven door middel van teksten of tekens al dan niet in combinatie met symbolen, blijkt het beoogde verkeersgedrag uit het onderbord.

3 Symbolen op onderborden hebben dezelfde betekenis als die welke in bijlage 1 zijn opgenomen.

§ 3. Verkeerslichten

Artikel 68

1 Bij driekleurige verkeerslichten betekent:

a. groen licht: doorgaan;

b. geel licht: stop; voor bestuurders die het teken zo dicht genaderd zijn dat stoppen redelijkerwijs niet meer mogelijk is: doorgaan;

c. rood licht: stop.

2 Indien in een driekleurig verkeerslicht of in een daaraan toegevoegd éénkleurig verkeerslicht een verlichte pijl zichtbaar is, geldt het licht uitsluitend voor de door de pijl aangegeven richting.

3 Indien een verlichte afbeelding van een fiets zichtbaar is, geldt het licht voor fietsers, bromfietsers op een fiets/bromfietspad en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig.

4 Bestuurders van een motorvoertuig dat behoort tot een militaire colonne die het verkeerslicht bij groen licht is begonnen te passeren, mogen blijven doorgaan ook nadat een andere kleur licht zichtbaar is geworden.

5 Indien onder of bij een driekleurig verkeerslicht een bord is geplaatst met de tekst «Rechtsaf voor (brom)fietsers vrij» respectievelijk« Rechtsaf voor fietsers vrij» gelden het gele en het rode licht niet voor rechts afslaande fietsers, bromfietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig respectievelijk voor fietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig. Zij dienen alsdan het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan.

6 Ingeval een weg is verdeeld in rijstroken met verkeer in dezelfde richting, kan de toepassing van een verkeerslicht worden beperkt tot één van deze rijstroken. In dat geval heeft het verkeerslicht slechts betrekking op het verkeer op de aangeduide rijstrook.

Artikel 69

1 Bij tweekleurige verkeerslichten betekent:

a. geel licht: stop; voor bestuurders die het licht zo dicht genaderd zijn dat stoppen redelijkerwijs niet meer mogelijk is: doorgaan;

b. rood licht: stop.

2 Het tweede tot en met zevende lid van artikel 68 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 70

1 Bij tram/buslichten betekent:

a. wit licht of wit knipperlicht: doorgaan;

b. geel licht: stop; voor bestuurders die het licht zo dicht genaderd zijn dat stoppen redelijkerwijs niet meer mogelijk is: doorgaan;

c. rood licht: stop.

2 Het witte licht en het witte knipperlicht gelden slechts voor de aangegeven richtingen.

3 De tram/buslichten gelden voor bestuurders van een tram en van een lijnbus, die de richting volgen waarop het licht betrekking heeft.

4 De tram/buslichten gelden tevens voor bestuurders van voertuigen, niet zijnde een lijnbus, die een busbaan of een busstrook gebruiken waarop het licht betrekking heeft.

Artikel 71

Bij overweglichten betekent:

a. wit knipperlicht: er nadert geen trein;

b. rood knipperlicht: stop.

Artikel 72

Bij bruglichten betekent rood licht of rood knipperlicht: stop.

Artikel 73

Bij rijstrooklichten betekent:

a. groene pijl of maximumsnelheid, aangeduid door bord A3 van bijlage I: de rijstrook mag worden gebruikt;

b. rood kruis: de rijstrook mag niet worden gebruikt. De vluchtstrook mag alleen in noodgevallen worden gebruikt;

c. witte pijl: voorwaarschuwing rood kruis;

d. het woord «BUS»: de rijstrook mag slechts gebruikt worden door bestuurders van een lijnbus en bestuurders van een autobus;

e. het woord «LIJNBUS»: de rijstrook mag slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus.

Artikel 74

1 Bij voetgangerslichten betekent:

a. groen licht: voetgangers mogen oversteken;

b. groen knipperend licht: voetgangers mogen oversteken; het rode licht verschijnt spoedig;

c. rood licht: voetgangers mogen niet meer beginnen over te steken; reeds overstekende voetgangers moeten zo snel mogelijk doorlopen.

2 Indien het rode licht is vervangen door een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 75, mogen voetgangers oversteken, mits zij het overige verkeer ter plaatse voor laten gaan.

Artikel 75

Geel knipperlicht betekent: gevaarlijk punt; voorzichtigheid geboden.

§ 4. Verkeerstekens op het wegdek

Artikel 76

1 Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindt, mag niet worden overschreden. Bestuurders mogen zich niet links van een doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen.

2 Het eerste lid is niet van toepassing:

a. indien de streep wordt overschreden om een naast de gevolgde rijstrook gelegen vluchthaven, vluchtstrook of spitsstrook te bereiken of te verlaten;

b. indien aan de zijde vanwaar men de streep overschrijdt een onderbroken streep is aangebracht;

c. op bestuurders die een fietsstrook mogen gebruiken, indien er tussen die fietsstrook en de ernaast gelegen rijstrook een doorgetrokken streep is aangebracht.

Artikel 77

1 Bestuurders mogen verdrijvingsvlakken en puntstukken niet gebruiken.

2 Het eerste lid is niet van toepassing wanneer bestuurders een spitsstrook volgen die een splitsing of samenvoeging van wegen, rijstroken of rijbanen passeert.

3 Het eerste lid is niet van toepassing wanneer bestuurders rechtmatig een busbaan of busstrook volgen die een splitsing of samenvoeging van wegen, rijstroken of rijbanen passeert.

Artikel 78

1 Bestuurders die de rijbaan volgen zijn verplicht op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft. Een in een voorsorteerstrook gelegen fietsstrook maakt deel uit van deze voorsorteerstrook.

2 Bestuurders die de doorgaande rijbaan verlaten en daartoe een uitrijstrook volgen, zijn ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen verplicht om de richting te volgen die de uitrijstrook waarop zij zich bevinden, aangeeft.

Artikel 79

Bestuurders moeten voor een voor hen bestemde stopstreep stoppen, indien stoppen op grond van dit besluit is verplicht.

Artikel 80

Haaientanden hebben de volgende betekenis: de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg.

Artikel 81

Busbanen en busstroken waarop het woord «BUS» is aangebracht mogen slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus, een autobus of een tram. Busbanen en busstroken waarop het woord «LIJNBUS» is aangebracht mogen slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus of een tram.