Fase 2 afkortingen en begrippen leren
het leren van afkortingen en begrippen
1. H.W.O
huiswerkopdracht
2. MO / DE
Motivatie / Demonstratie
3. D.M.M.M.
Doe met mij mee / Doe met de instructeur mee
Begeleiden van de rijtaak.
Technisch beheersing voertuig staat centraal
4. D.O.A
Doen op aanwijzing
Handelingen worden voorgezegd en de leerling voert het uit
5. D.O.M.A.
Doen op minder aanwijzing
Minder sturing van de instructeur.
M.b.v. steekwoorden voert de leerling de handelingen uit.
6. D.Z.A.
Doen zonder aanwijzingen
Geheel zelfstandige uitvoering.
Leerling maakt gebruik van de hardop denk methode tijdens de uitvoering.
Het waarnemen en verwerken van informatie van de leerling wordt hierdoor versterkt Tijdens de correctorfase laat de leerling zien dat hij/zij de rijtaak volledig zelfstandig uitvoert zonder aanwijzingen van de instructeur en zonder de hard op denk methode.
Begrippen met uitleg
Leerplan
Leerplan = rijschool
algemene doelstelling van je rijschool
opleidingsaanbod/studiegids
algemene voorwaarde
kostprijs e.d.
website
logo etc. etc.
Leergang
Leergang = Instructievorderingenkaart I.V.K logische opbouw van de lessen.
Bevat alle rijtaken van eenvoudig naar complex
4 fases:
Fase 1 voertuig bediening/ beheersing
Fase 2 eenvoudige situaties
Fase 3 complexe situaties
verantwoord rijgedrag
Alle leerlingen. Doorlopen een leergang, alleen de manier waarop verschilt per leerling
Lesplan
Lesplan = beschrijft wat je in de les met de leerling. gaat doen. Daarbij rekening houdend met het niveau van de leerling.
Bevat een inleiding – kern – afsluiting
Functie van een lesplan:
- Planningshulpmiddel
- Leidraad bij de uitvoering van de les
- Evaluatie instrument
Variabele leerling kenmerken
Variabele leerling. kenmerken – zijn beïnvloedbaar
- Motivatie
- Zelfvertrouwen
- Faalangst
- Doorzettingsvermogen
Vaste leerling kenmerken
Vaste leerling. Kenmerken – zijn niet beïnvloedbaar
- Geslacht
- Leeftijd
- Lichamelijke beperkingen
- Herkomst
- Leertempo
- Persoonlijkheidskenmerken
Interindividuele verschillen
verschillen tussen mensen onderling
Intra individuele verschillen
verschillen in aanleg binnen een persoon. ( bijv. goed in talen niet in rekenen)
Objectieve persoonskenmerken
Is een Feit
Affectieve persoonskenmerken
is gevoelsmatig
Cognitieve persoonskenmerken
Is denken/leren
Positieve faalangst leerling
leerling heeft druk nodig om te kunnen presteren. Ze beginnen met een negatief gevoel dat gaat door de opgelegde druk weg.
Negatieve faalangst leerling
leerling heeft behoefte aan kleine stappen begint met een negatief gevoel en dat blijft negatief. Ze presteren slechter dan dat ze eigenlijk kunnen. Heeft veel succes ervaringen nodig.